Een zomers verhaal

Wanneer Liz door haar vriend gedumpt wordt omdat ze te veel zou praten, besluit ze abrupt naar een stilteretraitre te vertrekken.

Even stilte alstublieft!

Isabelle Paz Soldan

Met mijn nieuwe designerlaarsjes en een roze rolkoffer sta ik in een modderpoel ergens bij een bushalte in de rimboe van zuidoost Azië te wachten op de bus die al ruim een uur te laat is. Het regent hier al de hele dag door en ik ben zo doorweekt dat je me kunt uitwringen. Ik ben me er terdege van bewust dat het niet slim is om in deze kleding op rondreis te gaan, maar de reis hier naartoe was echt héél erg spontaan, zo niet abrupt omgeboekt.

Eindelijk is hij er dan. De bus. Ik trek mezelf met één laarsje uit de modder en ik kom er met moeite uit. Ik baal ervan. Als je eens wist wat ik voor deze laarsjes heb betaald! Hoe stom kun je zijn? Mijn beste vriendin Suus had me er tijdens het shoppen van overtuigd dat deze laarsjes van de nieuwe hippe designer Michael Shanigan echt de must-have van het jaar waren en ze staan, correctie: stonden echt geweldig bij dit bloemige jurkje.
De buschauffeur maakt haastige wuifgebaren.
‘Ja, ja, ik doe mijn best!’ roep ik hardop in het beste Engels dat ik spreek.
Ik heb echt een vreselijk Hollands accent. Niet dat het uitmaakt, want de meeste mensen hier verstaan toch geen Engels en aan de wazige blik van de chauffeur te zien, is hij hier geen uitzondering op.


Ik doe nog eens een poging om mijn zware roze rolkoffer uit de modderpoel te trekken. Het lijkt alsof de wieltjes door de bodem zijn verzwolgen. Een paar mensen achter me brabbelen iets dat nogal bozig klinkt en ik draai me naar ze toe om me te verontschuldigen. Die vervloekte regen ook.
Het zou effectiever zijn als ze me konden helpen, denk ik, maar ik weet niet hoe ik dat aan ze duidelijk kan maken zonder onbeschoft over te komen. Ik geef nog eens een harde ruk aan de koffer, dit keer met één been in de bus. Met mijn toch al geruïneerde Michael Shanigan laarsje vind ik steun op de eerste traptree. Ik merk dat ik zo een veel krachtigere afzet heb. Een sprongetje van vreugde stroomt door me heen als ik beweging in de koffer voel komen, maar al gauw hoor ik een heel harde krak en schiet ik als een kogel de bus in.
‘Die smerige klote hak!’ roep ik boos met mijn neus tegen de bodem van de stoffige bus gedrukt.
Ik voel mijn hele lichaam aanspannen en een waas van duizeligheid overspoelt me. Dit was echt de laatste druppel.
Hardop vervloek ik alles dat in mij opkomt: ‘die vervloekte rot koffer, die klote designer Michael Shanigan met zijn oncomfortabele en prijzige schijtlaarzen, die vervelende kloothommel van een ex, Davy. Wat een klootzak! En die vervloekte onophoudelijke regenbuien in dit kloteland!’
 
Ik verzamel alle moed en kracht en druk mezelf weer overeind op mijn knieën. Alsof ik uit een trance kom, besef ik dat ik met mijn driftbui nogal wat aandacht heb getrokken bij de buspassagiers. Een volle buslading mensen heeft zijn ogen op mij gericht: ik, het toeristische spektakel uit Nederland. De buschauffeur helpt me verder omhoog en ik knik dankbaar naar hem. Ik schop de laarsjes uit en raap ze op met mijn ene hand en ik veeg de modder van mijn bloemenjurkje met de andere.
Ik wil me omdraaien om nog eens een poging te doen om die verrekte koffer naar binnen te halen, maar voor me staat een lange man met een soort cowboyhoed op.
Here you go,’ zegt hij met een Amerikaans accent, terwijl hij me de koffer aangeeft. Ik voel mijn mond openvallen. Het is net alsof hij uit een film is komen wandelen. Terwijl hij snel door het gangpad naar achteren doorloopt zie ik dat zijn witte overhemd door de regen goed aan zijn zongebruinde lichaam is vastgeplakt. Het is nog eens doorzichtig geworden ook, denk ik tevreden.
Niet kwijlen Liz, zeg ik tegen mezelf. Ik breng met mijn hand mijn kaken weer bij elkaar. Rustig aan, voorlopig even geen mannen had ik mezelf beloofd. Het geeft me teveel onrust in mijn hoofd.
Ik schuifel voorzichtig op mijn blote voeten door het gangpad en probeer er zo behendig mogelijk mijn net iets te brede koffer doorheen te loodsen. Als ik had geweten dat ik niet langer naar dat driesterrenresort zou gaan, maar midden in de jungle terecht zou komen, dan had ik wel een backpack meegenomen die ik gemakkelijk op mijn rug had kunnen dragen. Door de bus gaat een geroezemoes van vrolijk kletsende mensen en ik hoor, en vooral ruik, de aanwezigheid van de kippen, die ik al snel met mijn koffer in een kooi te midden van het gangpad tegenkom. De vriendelijke vrouw pakt haar kooi even op om plaats voor me te maken.

Ik vind een zitplaats helemaal achteraan in de bus. Geheel links van me aan het raam is de Cowboyman gaan zitten. Hij heeft zijn hoed over zijn hoofd getrokken en lijkt een dutje te doen. Daarnaast zit een vriendelijke oude man die me met een grote tandeloze glimlach begroet en aan mijn rechterzijde, bij het raam, zit een jonge vrouw met een klein meisje op haar schoot. Het meisje draagt een roze jurkje en heeft een grote lolly in haar mond. Ze lacht blij als ze me ziet en haalt de lolly uit haar mond om hem me te laten zien. Ik steek mijn duim in de lucht. ‘Jammie, lekker hoor!’
De man naast me maakt me met veel armgebaren en in gebrekkig Engels duidelijk dat het zijn dochter en kleindochter zijn. Ik vraag hem of hij niet liever naast ze wil zitten, maar hij begrijpt me niet en begint in zijn eigen taal een lang verhaal af te steken. Hij wijst een paar keer naar de roze Dora rugtas op zijn schoot, dus ik denk dat hij het over zijn kleindochter heeft.
‘Wat een mooie meid’ zeg ik hem en hij glimlacht trots. Dan wijst hij naar mijn blote voeten. In het Engels ratel ik een heel verhaal af over hoe mijn vriendin Suus en ik waren gaan shoppen en hoe ze me uiteindelijk die laarsjes van haar favoriete designer had aangeraden
‘En wat een vreselijke klotedingen het blijken te zijn. Van Michael Shanigan’ zeg ik erop wijzend. De man met de cowboyhoed lijkt het verhaal ook te interesseren, want hij is rechtop gaan zitten en ik zag dat hij even heel kort zijn mooie ogen op mij gericht had. Maar maak jezelf nou niet gek Liz, spreek ik mezelf manend toe.

Ik richt me weer op mijn gewillige gesprekspartner en ondanks dat hij geen woord verstaat van wat ik zeg, ratel ik door. ‘Het zijn echte flutlaarsjes, zeker voor als je op reis bent.’ Ik wijs nog eens naar die ondingen en de Cowboyman kijkt met me mee.
De man knikt met zijn hoofd alsof hij begrijpt waar ik het over heb, maar ik weet dat hij er geen woord van heeft begrepen.
Ik zucht diep. ‘Sorry dat ik zo doorratel, mijn ex had daar ook grote moeite mee. Volgens hem is dat de reden dat hij het met me uitgemaakt heeft, hoewel ik vermoed dat zijn rondborstige assistente er eerder iets mee te maken heeft.’
Alleen al de gedachte aan dat gesprek met Davy en die valse opmerking van hem, schieten mijn ogen vol. Ik leg mijn handen op mijn gezicht en de aardige man legt een hand op mijn schouder.
‘Wait,’ zegt hij in zijn beste Engels en hij rommelt in zijn koffertje. Hij trekt er een paar teenslippers uit die van hem of van zijn dochter kunnen zijn.
Hij zwaait er een paar keer mee in mijn richting. ‘Voor jou’ lijkt hij ermee te willen zeggen.
Voor de zekerheid wijs ik mezelf nog eens aan, ‘voor mij?’
Ik draai me ook naar zijn dochter toe en ze knikt met haar hoofd.
Dan leg ik de slippers op de grond om ze te passen. Ze zijn een beetje te ruim, maar het is beter dan niets. Ik vouw mijn handen in elkaar en bedank hen een aantal keer.

Opeens bedenk ik dat hij misschien wel een schoenverkoper is en ik graai snel geld uit mijn portemonnee.
‘Hier,’ zeg ik en ik bied hem een paar briefjes aan, zonder een flauw benul van de waarde. Hij schudt zijn hoofd. Hij moet er niets van hebben. Dan maar die zak snoep in mijn tas, voor zijn kleindochter? Hij neemt hem dankbaar van me over en geeft me weer die blije tandeloze lach en plotseling heb ik spijt van deze transactie. Hopelijk gaat zijn kleindochter met al die zoetigheid niet dezelfde tandeloze toekomst tegemoet. Zou het te laat zijn om die snoepzak uit zijn handen te trekken? In mijn gedachte ontvouwt er een heel gevecht om die zak, met op de achtergrond een huilend kind. Ik laat het maar zoals het is.

De bus stopt en de meeste mensen stappen uit. Ook de lieve familie moet eruit. Ik bedank ze nogmaals en het kleine meisje blijft nog even voor me staan om naar me te zwaaien. ‘Dag lieve schat!’
Ik schuif door naar het raam waar ze eerst zat en het valt me op dat de cowboy juist meer naar mij toeschuift. Op zijn gezicht staat een uitdrukking alsof hij iets tegen me wil zeggen.
Ik trek mijn wenkbrauwen op.
Hij wrijft over zijn blonde prikkelbaard en zet zijn hoed af. Het valt me op dat zijn haarkleur iets donkerder is dan zijn kleine stoppelbaard. Iets aan deze man maakt me bloednerveus en tegelijkertijd supergeïnteresseerd. Ik probeer die gedachten uit mijn hoofd te bannen. Nadat Davy me op de vooravond van onze reis naar dat prachtige sterrenresort gedumpt had, heb ik mezelf beloofd dat ik voorlopig niet meer aan de mannen zou beginnen. Eerst aan mezelf werken.
‘Mag ik me even voorstellen?’ en hij biedt mij zijn hand aan die ik maar al te graag aanneem. Zijn aanraking doet iets met me.
‘Liesbeth. Maar iedereen noemt me Liz.’
‘Michael Shanigan.’ Rondom zijn ogen verschijnen supersexy lachrimpeltjes, maar ik ben in mijn hoofd te druk bezig om zijn naam te verwerken.
‘Wát? Michael Shanigan? De schoendesigner?’ Mijn hand verslapt onder zijn handdruk en hij laat hem weer los.
‘De enige echte,’ lacht hij. ‘Ik ben hier op inspectie, omdat ik van lokale bronnen heb begrepen dat er iemand rondloopt die slechte reclame maakt voor mijn laarsjes. Ik geloof dat ze zelfs “flutlaarsjes” genoemd worden? Dat kan ik natuurlijk niet gebruiken, dus ik zit hoogstpersoonlijk op deze kwalijke zaak. Ik denk dat ik haar nu heb gevonden.’ Hij geeft me er een speelse knipoog bij.
Mijn mond valt ervan open.
‘Wat?’
Hij lacht. ‘Dat laatste is natuurlijk een grapje. Ik ben toevallig op zakenreis, maar ik hoorde je verhaal net en het betreurt me te horen dat de laarsjes je niet bevallen.’
Uit zijn zwartleren aktetas haalt hij een visitekaartje, waarop zijn naam pronkt. Mooi, denk ik, anders gaat Suus me thuis nooit geloven.
‘Laat me die laarsjes eens zien?’
Ik overhandig ze hem zonder te vragen waarom. Hij wrijft de modder eraf en trekt zijn neus op. ‘Het zijn ook niet echt de ideale reisschoenen he?’
‘Ik was ook niet van plan om rond te trekken. Ik had met een cocktail bij het zwembad moeten liggen.’
De bus rijdt net over een paar hobbels en we zijn beiden even afgeleid door de prachtige rijstvelden buiten.
‘Nou, dat is je dan niet gelukt. Hoewel je wel flink nat bent geworden.’
Ik trek automatisch mijn jurkje recht, dat gelukkig al behoorlijk is opgedroogd. Zijn witte overhemd helaas ook, zo te zien.
Hij grabbelt zijn smartphone uit de aktetas en maakt een paar foto’s van de laarsjes.
‘Ik stuur dit even naar mijn team, dan kunnen ze werken aan stevigere hakken. Ik betaal ze niet voor niets elke maand een berg geld. Als je wilt stuur ik je nieuwe laarsjes op?’
‘Dat is aardig, maar ik kan ze voorlopig toch niet gebruiken.’ Ik haal een folder uit een zijvak van mijn koffer en schuif hem onder zijn neus.
‘Ik ben op weg naar dit klooster, om daar een maand opgesloten te zitten.’
Er verschijnt oprechte verbazing op zijn gezicht.
‘Een stilteretraite? Waarom zou je dat doen? Een maand lang, dat is wel heel erg stil!’
‘Er zijn mensen die mijn gekwebbel blijkbaar irritant vinden, dus ik wil met mijzelf de uitdaging aangaan om te bewijzen dat ik ook zonder kan.‘
‘Nou dat is jammer. Ik vind je gekwebbel anders wel erg gezellig.’
Ik voel mijn gezicht rood worden.
‘Meneer Shanigan! Ben je nou met mij aan het flirten?’
‘Nou en of.’
De bus hobbelt langzaam een stadje in en Michael werpt een snelle blik op zijn horloge.
‘Ik denk dat we zo bij mijn hotel zijn,’ zegt hij en van zijn gezicht meen ik teleurstelling af te kunnen lezen. Hij wijst naar het visitekaartje dat ik nog steeds in mijn hand heb.
‘Het was leuk je te ontmoeten, Liz. Je hebt mijn nummer voor als je je bedenkt.’ Hij staat op en zet zijn hoed weer op. ‘Het lijkt me erg leuk om nog met jou verder te babbelen.’
Terwijl hij door het gangpad naar de uitgang loopt, voel ik een brok vanuit mijn keel naar beneden schieten. Hij blijft even bij de deur staan om me nog één laatste blik toe te werpen en bij wijze van afscheid tikt hij als een echte cowboy met zijn hand tegen zijn hoed.


Op de folder van de stilteretraite staan de prachtige toegangspoorten van het klooster afgebeeld. Wat ze niet op de foto laten zien is dat je eerst duizend treden moet beklimmen voordat je bij die toegangspoort bent. Het is broeierig warm, maar gelukkig heeft het niet meer geregend, want ik kan me voorstellen dat de smalle treden waarop ik mij nu bevind glibberig zullen zijn en haast onmogelijk te beklimmen met de te grote teenslippers aan mijn voeten. Met grote moeite sjouw ik die onhandige koffer omhoog en eenmaal boven ontmoet ik een vriendelijke vrouw bij de toegang.
Ze zwijgt maar heet me met een kleine buiging welkom. Ze wijst daarna op een bordje waarop in alle talen staat vermeld dat ik mijn telefoon uit moet zetten.
Ik volg braaf de instructies op en ze begeleidt me naar de plek waar ik de komende maand moet verblijven. Het is een klein kamertje waarin twee éénpersoonsbedden staan.
‘Is hier ook een toilet?’ fluister ik. Ik ben al vanaf de busreis niet meer geweest.
‘Sst’ sist ze boos en ze verlaat me zonder me verder iets te zeggen.
Ik loop het hele terrein af, maar ik zie nergens toiletten en ik doe het onderhand bijna in mijn broek.
Ik tik een vrouw op haar rug en ik maak wiebelende beweginkjes om aan te geven dat ik nodig moet. Ze lijkt me te begrijpen want ze begeleidt me naar een kleine ruimte.
Wanneer ik de deur opendoe zie ik een grote spleet in de grond.
‘Is dit het toilet?’ roep ik hard.
‘Sssst’ klinkt het boos om me heen.

Ik ben inmiddels precies een uur stil geweest en ik heb al een aantal nuttige dingen over mezelf geleerd. Het is verbazingwekkend hoe snel zoiets in de stilteretraite gaat. Daar heb ik toch helemaal geen maand voor nodig? Ten eerste heb ik begrepen dat ik mezelf niet door een ex hoef te laten definiëren. Hij mocht me dan wel een onuitputtelijke spraakwaterval noemen, maar sommige mensen vinden dat leuk. Ten tweede weet ik nu inmiddels dat het hele stil zijn niets voor mij is en daar is toch niets mis mee?

Ik verlaat de toegangspoorten van de stilteretraite met een tevreden gevoel over mijn nieuwe bevindingen en zet mijn telefoon weer aan.
‘Michael? Ja Liz hier, die met die flutlaarsjes. Schikt vanavond?’

Wordt vervolgd